Terugkeer des heidendoms: middeleeuwen, drukpers en protestantisme

Geschreven door Dyami Millarson

Het protestantisme was een hulp voor het heidendom. De Reformatie was een volksopstand tegen de gevestigde orde. Deze volksopstand verzwakte de kerk. Als gevolg ontstond er meer vrijheid en ruimte voor het heidendom. De kerk had het heidendom – dat verweven was met het christendom – eeuwenlang onderdrukt. De kerkelijke onderdrukking van het heidendom kwam tot een einde na de volksopstand en sindsdien kon men openlijk nieuwe belangstelling hebben voor het heidendom. De gesteldheid van Noordwest-Europa was veranderd nadat de volksopstand was voorgevallen; er was geen verbod meer op volksbelangstelling voor de oude kennis. De wederopleving van de Noordwest-Europese cultuur viel voor vanwege het feit dat het op dat ogenblik in de geschiedenis er geen kerkelijke tegenwerking voor heidense belangstelling meer was onder de adel.

De oude kerkelijke adel hield het heidendom van het volk onder de duim. Hierdoor was er een onhoudbare stand van zaken onstaan tussen volk en kerk. Het was een broeihaard voor opstand en het was louter een vraag van tijd alvorens deze door de adel gevreesde opstand zou voorvallen. De Reformatie was de beantwoording aan deze vraag. De kerk had eigenlijk een onverholen heidense volksopstand verwacht, echter de opstand kwam in de onverwachte gestalte van het protestantisme dat de katholieke kerk als heidens beschouwde. Jarenlang was de katholieke kerk namelijk uit angst voor een volksopstand bezig geweest het volk ervan te overtuigen dat een heidense terugval gevaarlijk was, dus de kerk had niet verwacht dat de eigen propaganda tegen hen zou keren; daar zij herhaaldelijk een vloek uitspraken over het heidendom, was hun eigen vloek tegen hen gekeerd.

Het christendom is een tweespalt; terwijl het heidendom na de kerstening overleefd heeft als onmisbare kern van de volksgeest of -kennis, het christendom draagt onbewust het heidendom met zich mee, en hierdoor ontkwamen – en ontkomen – zowel katholicisme als protetantisme niet aan het heidendom. Op het ogenblik van de Reformatie is het heidendom meegelift. De Reformatie luidde het einde van de middeleeuwen in en de openlijke belangstelling voor de oude kennis van het heidendom smeedde op het aambeeld der geschiedenis van Noordwest-Europa het begin van het nieuwe tijdperk na de middeleeuwen. De middeleeuwen kunnen samengevat worden als het tijdperk der onderdrukking des heidendoms. Met het protestantisme kwam er een einde aan deze onderdrukking en daarom was de volksopstand tegen de gevestigde orde van de katholieke kerk van innerlijk belang voor het heidendom om onder het juk van de kerk vandaan te komen: het protestantisme heeft het heidendom bevrijd van het katholieke juk.

De kerstening van Noordwest-Europa hield welomschreven in dat het heidendom naar de achtergrond verdween en het christendom op de voorgrond kwam. Dus terwijl het christendom uiterlijk christen is, is het innerlijk heidens onder het volk. Namelijk het volk bezit van oudsher heidense kennis, gebruiken, sprookjes, enz. De adel zat strakker in het geloof onder het katholicisme en zwoor het heidendom af; dit zorgde voor een ongemakkelijke verhouding tussen adel en volk dat uiteindelijk uitmondde in de Reformatie. De uitvinding van de drukpers – en de uitbreidende mogelijkheden om steeds meer en sneller te printen met de drukpers – was de aanjager van de Reformatie. Waar de oude geletterde adel geen belang voor de oude kennis had, had de nieuwe geletterde adel veel belangstelling en duldde wel degelijk grondige bestudering van de heidense bronnen van kennis. Gezien de volksopstand is het begrijpelijk dat de protestantse kerk soberder is en dat het de materiële weelde van de katholieke kerk verfoeide; de katholieke kerk was vooral een speeltje van de rijke adel geworden en deze weelde werd een symbool van onderdrukking.

Het protestantisme is een echt Noordwest-Europees fenomeen: het omlijnt de culturele grenzen van Noordwest-Europa en dit laat zien dat het protestantisme een culturele revolutie was. Met dank aan protestantse onderzoekers is de volkskennis van Noordwest-Europeanen steeds beter vastgelegd – dit bevestigt eveneens dat het protestantisme een culturele beweging was. Ikzelf heb tijdens mijn studie van de Friese talen aanschouwd wat voor een geestelijke weelde aan volkskennis er in de kleine Friese talen schuilgaat en veel van mijn kennis heb ik uiteindelijk ook te danken aan het protestantisme, die de Noordwest-Europese geest bevrijd heeft na de uitvinding van de drukpers. Sinds de Reformatie is de geest uit de fles en kon het brandend vuur des heidendoms niet meer geblust worden en de geletterde Noordwest-Europese bevolking zou het heidendom als interessante bron van kennis niet meer uit het oog verliezen. De 20ste eeuw was het einde van het protestantisme en sindsdien kon het heidendom zich goed losweken van het christendom, waardoor de werkelijke wederopleving van het heidendom – met hulp van onderzoek naar het heidendom dat door protestanten van voorgaande eeuwen gedaan is – kon beginnen. J.H. Halbertsma was een Friese protestantse christen die schreef over het Friese heidendom, terwijl hij wel degelijk heidense gebruiken herkende en verzamelde. Hij deed echter neerbuigend over het heidendom, maar hij heeft wel een positief boek over het boedhisme geschreven. Het boedhisme heeft immers dezelfde functie als het christendom jegens het plaatselijk of inheemse geloof: het is een vervangingsgeloof dat per se moet heersen over het oude en het moet onderdrukken om diens doelen te bereiken.

Met het Meiji-herstel begon het oude volksgeloof van Japan los te weken van het boedhisme, en Noordwest-Europa zal eenzelfde ontwikkeling ondergaan, waardoor het met Japan te vergelijken zal zijn. Eeuwen van bestudering van het heidendom zijn voorafgegaan aan het daadwerkelijke verval van het protestantisme en het ogenblik van het nieuwe begin voor het heidendom is aangebroken. Terugkijkend op de geschiedenis was de wederopleving van het heidendom onvermijdelijk. De kerk kon onmogelijk het heidendom verdelgen, en het heidendom kon op de achtergrond overleven op dergelijke wijze dat het zich nog dieper nestelde in het kern van het volksbestaan terwijl het uit adellijke kringen verbannen was. Het heidendom werd in volkskringen gebezigd en daar leefde het voort al dan niet in gewijzigde vorm omdat aanpassingsvermogen noodzakelijk voor overleving was. Echter in deze tijd waar er geen verbod op oorspronkelijk heidendom is, kan het heidendom weer terugkomen in diens oorspronkelijke en ongewijzigde vorm.

Uit dit schrijven blijkt dat de verhouding tussen de middeleeuwen, drukspers en protestantisme belangrijk zijn voor het begrip van de terugkeer des heidendoms. De cultuurverschrijven als gevolg van de Reformatie dient niet gekenmerkt te worden als een herstel van de belangstelling in de klassieke oudheid, maar als en herstel van de belangstelling in heidense kennis die eigen is aan de oudheid. Namelijk is ‘belangstellign voor klassieke oudheid’ slechts een eufemisme voor het heidens herstel dat op dat ogenlijk in de geschiedenis voorviel. Daarmee was de grond gelegd voor een dieper heidens herstel in de navolgende eeuwen. De terugkeer naar de oude wortels kon niet in een klap geschiedenis – het was een lange ontwikkeling die langzaam maar zeker gebeurde. De ontwikkeling richting het heidendom is een belangrijke beweging in de geschiedenis, waar Noordwest-Europa zichzelf herontdekt en steeds beter wordt in het begrip van de kennis die algemeen goed was onder de Noordwest-Europese voorouders in de oertijd. De terugkeer naar het begin en de oorsprong is het gevolg van afnemende maatschappelijke onderdrukking die afleidt van de zoektocht naar het eigene. Ieder tijdperk kent hindernissen, maar het de voorgenoemde terugkeer is voorbestemd.

Onderdrukking ongergaan was het Noordwest-Europese noodlot. Echter, deze ervaring maakt de terugkeer naar de jeugd van het Noordwest-Europese bestaan des te zoeter. Europeanen van noordwestelijke afkomst verlangen terug naar hun wortels en dit is een geschiedkundige ontwikkeling die zal toenemen in een wereld waar de Noordwest-Europeanen zich niet thuis – dus ontvreemd – voelen. Het heidendom is het eeuwige heim en tevens het eeuwige geheim van het bestaan voor de Noordwest-Europeaan. De aanschouwelijk goddelijke voorbestemming van de terugkeer van het heidendom toont aan dat de gunst der Goden teruggekeerd is – de Goden hebben medelijden en daarom breekt er een gunstig tijdperk aan. De voorouders wisten wellicht niet de weelde te waarderen die zij hadden door zo dicht bij de Goden – en daarmee de natuur of het wereldlijke – te staan, en de huidige heidenen zullen dit meer kunnen waarderen dan de oude heidenen door de onderbreking in de gestalte van eeuwenlange onderdrukking. Nu mag het heidendom zich weer ontwikkelen, bloeien en worden wat het zal worden.

De drukpers werd in 1440 door de Noordwest-Europese goudsmid Johannes Gutenberg uitgevonden en de drukpers werd mettertijd verbeterd. Zoals eerder vernoemd was deze uitvinding de aanjager van de cultuurverandering. De drukpers bleek de ontwrichtende technologie te zijn die de wind – of liever de storm – der verandering over Noordwest-Europa deed waaien. In onze tijd is dat het internet. Als we er op een heidense manier naar kijken, dan hebben de Goden kennelijk deze technologiën, die de stapsgewijze terugkeer van het heidendom begunstigen, geschonken aan de Noordwest-Europeanen. Immers, de Goden zijn vanuit traditioneel heidens perspectief geesten van inademing en ingeving. Deze wijze kennis – die geen toeval kan zijn – is ons langs het onderbewuste ingeblazen en ingegeven en de herkomst, oorsprong of bron dezer kennis kan, vanuit een heidens geloof in (voor)tekenen in het algehele bestaan, niet anders dan goddelijk zijn. Namelijk, de heidenen ontvingen berichten van hun Goden door middel van voortekenen, en de oude heidenen zouden de wederopleving – na een voorspelde eindstrijd – zien als voorbestemming aangezien het oude geloof door de Goden begunstigd is, en er zichtbare tekenen zijn in de geschiedenis die niet aan toeval toe te schrijven zijn omdat alles in de richting van de heidense terugkeer bewogen is.

De oude heidenen zijn met geweld neergeslagen en bekeerd; vervolgens werd het overlevende heidendom zwaar onderdrukt en gevangen gehouden door de kerk. De middeleeuwen zijn met de Reformatie tot een einde gekomen – men kan een ander ijkpunt nemen voor het einde der middeleeuwen maar met de Reformatie kwam er duidelijk een culturele breuk met de oude gevestigde orde. Ongehinderd door de autoriteiten van de oude kerk, volgde daarna een tijd van toenemende culturele opbloei en hernieuwde interesse in de oude kennis der heidenen. Kenmerkend aan het overgeleverde Noordse heidendom is de eindstrijd waarin de Goden sneuevelen en de uiteindelijke wederkeer der Goden en mensen. Deze profetische voorspellingen zijn iconisch voor het Germaanse heidendom; de oude heienen luisterden naar zulke profetische voorspelling. De neergang en wederopgang van het heidendom is onderdeel van een voorbestemde cyclus, en wij kunnen het nieuwe tijdperk zien als een nieuw, beter begin. De onderbreking is geen nadeel, maar de terugkeer laat zien dat de Goden noch verdwenen zijn uit de de geest des volks noch opgehouden zijn het oude volksgeloof te begunstigen.

De terugkeer – met alles dat daaraan is voorafgegaan – is een heidens wonder en geheim. De middeleeuwse adel kon zich wel degelijk inbeelden dat het heidendom zou terugkeren en zij vreesden ook daadwerkelijk dat hun macht eindig was. Hun macht bleek inderdaad niet oneindig te zijn en als zij de toekomst hadden kunnen zien, hadden zij tot hun schrik moeten ontdekking dat de terugkeer des heidendoms onvermijdelijk was. Uiteraard moet wel vermeld worden dat deze terugkeer gaat om het terugkeren van het heidendom naar de voorgrond – het is niet meer een heimelijke kracht op de achtergrond. Deze verschuiving is belangrijk, maar het heidendom is nimmer helemaal weggeweest. Het heidendom was altijd aanwezig, maar nu kan het wederom diens oeroude gedaante aannemen omdat het niet meer verhinderd is terug te keren naar diens oorspronkelijke vorm. Metamorfose – of gedaanteverandering – is heidense magie die toegepast kan worden op kritieke momenten voor het overleven. Terwijl het heidendom een gedaanteverandering ten gunste van het voortbestaan heeft ondergaan in de middeleeuwen, kan het nu weer terugveranderen naar diens echte vorm. Vanuit dit standpunt beschouwd is het heidendom een evolutionair succesvolle religie; hij buigt mee met de wind des tijdgeests en staat ferm wanneer het tij zich keert.

De heiden smeedt het ijzer wanneer het heet is. Dit is beslist een waarheid. De begunstiging der Goden – en de denkbeeldige besprenkeling van het volk met het offerbloed van geluk – is wisselend zoals het lot. De Goden hebben kennis van het lot en gedragen zich naar het lot; wij zullen het geheim van deze cyclische beweging nimmer begrijpen, maar wij kunnen dit wonder van het lot wel omarmen. De aard van het lot is eenmaal zo en dit kunnen wij niet veranderen. De Goden – en wij ook – leven naar het lot, wij ondergaan het noodlot; er zullen goede en slechte tijden komen, en wanneer wij door de Goden verlaten zijn, moeten wij blijven geloven in hun terugkeer, die het lot voorschrijft of ‘van tevoren weeft’. De toekomst is geweven en de wereld beweegt in de ronde draden des levenswebs. Kringvormigheid is een eigenschap of kenmerk van het lot omdat het een web is dat de gang der tijd bepaalt terwijl het gewoven wordt door Godinnen aangezien het weven bij de voorouders met name een vrouwelijke aangelegenheid is. ‘s Werelds ondergang die voorspeld is in het heidendom houdt ook een wedergeboorte des werelds in, wat betekent dat indien de Goden ten onder gaan in de eindstrijd, de Goden wederom herboren worden. Met andere worden, terwijl de Godenbomen in Noordwest-Europa omgehakt mogen zijn en moesten sneuvelen vanwege de ingang van het christendom, is de terugkeer van deze heilige bomen, die als Goden of Godenbeelden vereerd dienen te worden, voorbestemd.

De symbolische verdwijning en het weder voor de dag komen van de Goden is een heidens ritueel; verdwijning en terugkeer zijn een belangrijk thema in het heidendom. Vandaar is de verdwijning van het heidendom in het middeleeuwen – althans, het naar de achtergrond verdwijnen – als een heidens ritueel te beschouwen of als een heidens teken op te vatten. Heidense symboliek is terug te vinden in de geschiedenis omdat heidense symboliek thematisch is; het kijkt naar de geschiedenis, niet als een rechte lijn, maar als de eb en vloed van natuurkrachten, en het verlangen naar het polytheïsme is een natuurkracht die onderdeel is van de mens, aangezien de aard van de mens niet te veranderen is en de mens uiteindelijk altijd zal wederkeren naar zijn oerhoedanigheid. De mens kan zichzelf niet ontsnappen en daarom is het interessant om de symbolische betekenis van historische gebeurtenissen vanuit een heidens perspectief te aanschouwen. Voor het heidendom is de val niet het einde, en het opkomst niet het begin; de val ging slechts vooraf aan de opkomst, dus de christelijke dualiteit is verbroken door de cyclische werkelijkheid die het heidendom sinds mensenheugenis kenmerkt. De mens krijgt door de terugkeer der Goden een nieuwe mogelijkheid om zijn heil te zoeken in de heilige wouden en zijn band met het wereldlijke bestaan te versterken; de wereld waar wij in leven is heilig, het heet Midgaard, de tuin van de Goden voor de mens, en de mens is, ongelijk het christelijk narratief, volgens het heidendom juist niet uit deze heilige tuin geschopt door de Goden maar in deze tuin gezet om de natuurlijke heerlijkheid en lust des menselijken levens te mogen ervaren.

De mens heeft met de terugkeer der Goden een nieuwe kans gekregen om zich met de natuur te verenigen, en vrede te maken met de wereld waarin hij leeft. De mens, wiens plicht het is om de heilige tuin te verdedigen, moet als tuinier goed zorgen voor de heilige tuin die hem door de Hoge Goden geschonken is. De mens kan zijn heil zoeken bij de Goden, wat inhoudt dat hij zich kan omringen met de natuur want Goden laten zich onder de Germanen vertegenwoordigen als heilige bomen, waarin men hun gezicht gewaar kan worden; Goden zijn bomen met een menselijk gezicht, en dus de Goden zijn het voor de mens herkenbare gezicht der natuur, waartoe de mens zich altijd kan keren – of op voorbestemde cyclische tijdstippen – indien hij behoefte heeft aan toenadering tot de oer die achter alles schuilt, en zo zal, gelijk de heidense voorouders, de mens zijn heil kunnen vinden in de toekomst. De heilige tuinen van Japan stemmen de mens tot rust, het voldoet aan een innerlijke behoefte van toenadering tot de natuur, en deze innerlijke behofte zal eveneens vervuld worden door de heilige tuinen – of wouden – der Germanen van de toekomst, die hun natuur- of wereldgeloof herontdekt hebben als heil voor mens en ziel op de aarde, waarmede wij op een zorgzame wijze dienen samen te leven. De natuur of wereld is waar het goddelijke leeft en vertegenwoordigd is en dat is waar het goddelijk volgens de oude heidenen gezocht hoort te worden. De Chinese tempels van Hongkong zijn huizen voor godheden en zijn vaak omringd met natuur die rust en stilte bieden, een afwisseling met de drukte der stad. De natuur om de tempel heen is de heilige tuin, die bij de Germanen ook voorkwam indien er tempels gebouwd werden; het was een stukje ongerept natuur. De functie die de Hongkongse tempels hebben is een vergelijkbare functie die huizen voor Goden onder de toekomstige Noordwest-Europeanen kunnen vervullen; desalniettemin zijn huizen voor de Goden volgens het oude Germaanse gebruik niet noodzakelijk, en zijn de heilige tuinen of parken op zich voldoende.

Leave a Comment

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s